Veelgestelde vragen

Het werken aan taaldenk- én spelontwikkeling tegelijk is niet altijd eenvoudig. Op deze pagina vind je vragen over het begeleiden van jonge kinderen bij hun taaldenk- of spelontwikkeling en hoe je daarmee aan de slag kunt gaan. Ben je professional Jonge kind dan helpen de antwoorden je wellicht om een stap te zetten bij het begeleiden van de kinderen in je groep. 

Hoe krijg je zicht op jouw rol in het spel?

Als startpunt voor het versterken van je competenties in taal, spel en denken is het handig een video-opname van je zelf te (laten) maken terwijl je meespeelt met (een klein groepje) kinderen. Door de opnames op een rustig moment heel precies terug te kijken, kun je zien hoe de kinderen spelen, hoe ze betrokken zijn in het spel en hoe ze reageren als jij instapt in het spel. En je ziet concreet wat jij zelf doet als je meespeelt: welke rol neem je, heb je plezier, sluit je aan op het spel van de kinderen, hoe verrijk je de taal- en denkontwikkeling van de kinderen, hoe zorg je voor uitdaging? Zo krijg je inzicht in wat je al goed vindt gaan, en wat je nog zou kunnen of willen verbeteren.
Een hulpmiddel bij het zorgvuldig reflecteren op je eigen handelen en op wat je waarneemt bij de kinderen is de observatielijst kernelementen. Het af en toe invullen van de lijst houd je scherp.

We hopen natuurlijk dat de kernelementen en de voorbeelden op deze website je verder helpen. Maar het kan ook heel waardevol zijn om twijfels en tips uit te wisselen met collega’s, in teamoverleg of met een coach. 

Hoe ontdek je wat een kind interessant vindt?

Kinderen leren op een diepgaander niveau wanneer ze helemaal opgaan in hun spel. Je kunt dat herkennen door te kijken naar signalen van betrokkenheid, zie kernelement 1
Maar hoe wek je die betrokkenheid nu op? Waarvan wordt een kind zo enthousiast dat hij bij wijze spreken op het puntje van zijn stoel gaat zitten om jou te vertellen hoe het zit? Zelfs stille of minder actieve kinderen kun je tot communicatie verleiden, als je weet waar hun interesses liggen.

Om aan te sluiten op de interesses van een kind, is het belangrijk dat je het kind goed kent. 
Een kindportret is een eenvoudig hulpmiddel om meer zicht te krijgen op wat een kind nu echt boeiend vindt en bezighoudt, wat mooie aanknopingspunten biedt in spel. Je krijgt hierdoor ook inzicht in wat het kind thuis graag doet. Zeker als je kinderen nog niet zo goed kent, is het zinvol om ’een kindportret te maken. Ook helpt het je om je in kinderen te verdiepen die een beetje buiten je gezichtsveld dreigen te blijven. 

Een speciale groep zijn de kinderen die nog niet zo taalvaardig zijn in het Nederlands, of die van zichzelf wat stiller of minder actief zijn. Zij doen vaak niet vanzelf mee in doen-alsof-spel, of zij nemen geen rol in de interactie. Toch wil je juist ook déze kinderen stimuleren in hun spel en hun taaldenkontwikkeling.
Kinderen die het Nederlands als tweede taal aan het leren zijn, kunnen een extra belemmering voelen. Zij voelen zich soms verloren tussen de taal van thuis (T1) en de taal die zij in de kinderopvanggroep of op school moeten leren gebruiken (T2). In T1 voelen ze zich al best competent, in T2 nog heel onwennig en onmachtig. Als kinderen zich onmachtig voelen kan het gebeuren dat ze niets zeggen: dat wordt wel de ‘stille periode’ genoemd. Maar zo’n stille periode is zeker geen noodzakelijke fase in de taalontwikkeling en heeft tot veel misverstanden geleid. Bijvoorbeeld dat je bij deze kinderen vooral zou moeten afwachten. Het tegendeel is waar. Pedagogisch medewerkers en onderbouwleerkrachten hebben juist de taak om contact te leggen met deze kinderen en hen tot interactie te verleiden. Zowel voor hun welbevinden als voor hun sociale en cognitieve ontwikkeling is het belangrijk dat zij veel kansen krijgen om te communiceren – al is het met handen en voeten – met hun leeftijdgenoten en met de pedagogische medewerker of leerkracht. Het kan helpend zijn om een paar keer de focus te leggen op non-verbale interactievaardigheden van ‘verbinden’, zoals oogcontact en spiegelen, in combinatie met af en toe verwoorden van handelen. Als jij wat stiller bent, voelen kinderen meer ruimte om zelf initiatief te nemen. Ook is het belangrijk om steeds te reageren op non-verbale contactinitiatieven van de kinderen en hun emoties te erkennen en verwoorden. Zowel positieve als negatieve emoties. Dingen die een kind boeien, of waar het (van huis uit) vertrouwd mee is, vormen goede aanknopingspunten voor spel en interactie. Die aansluiting helpt om de kloof tussen de T1- en T2-wereld te overbruggen. 

Verder lezen
Granger, C.A. (2004). Silence in Second Language Acquisition, a Psychoanalytic Reading. Clevedon: Multilingual Matters Ltd.

Roberts, T. A. (2014). Not so silent after all: Examination and analysis of the silent stage in childhood second language acquisition. Early Childhood Research Quarterly, 29 (2014), 22-40.

‘t Gilde, J. & Volman, M. (2020). Gebruikmaken van de buitenschoolse kennisbronnen van leerlingen. Amsterdam: RICDE Universiteit van Amsterdam/Werkplaats Onderwijsonderzoek Amsterdam

https://woa.kohnstamminstituut.nl/onze-projecten/gebruik-maken-van-verborgen-kennisbronnen/producten/

Hoe sluit je aan bij het spelniveau van de kinderen?

Jonge kinderen maken een ontwikkeling door in hun manier van spelen. Bij taaldenken in spel wil je aansluiten bij het kind (verkennen en verbinden) en het kind ondersteunen om zich een stap verder te ontwikkelen (verrijken). Dan is het handig om te weten waar een kind ongeveer zit in zijn spelontwikkeling. Om daar greep op te krijgen is het observatiemodel rollenspel ontwikkeld: daarin worden allerlei aspecten van die spelontwikkeling benoemd. 
Het observatiemodel is een hulpmiddel om beter te kunnen inschatten op welk spelniveau je als professional het beste kunt aanhaken. Het model is niet bedoeld om een kind exact in een hokje te plaatsen, maar om te leren inschatten welk type spel een kind op een bepaald moment veel speelt: is het voornamelijk ‘manipulerend’ bezig met het ontdekken van de materialen, of is er een begin van een spelscript? Dat geeft aanknopingspunten om tot verdieping te komen in de zone van actuele ontwikkeling en ondersteuning te bieden in de zone van de naaste ontwikkeling. Wat ligt al bijna binnen het bereik van dit kind, en welke stap is nog te groot? En natuurlijk zit daar een wisselwerking met de taaldenkontwikkeling in: spel en communicatie versterken elkaar en raken op een hoger plan. Dit zie je bijvoorbeeld in het filmpje bij kernelement 5. In de papierfabriek gebruiken juf Joyce, Amira en Zaarah rolgebonden taal terwijl ze vanuit hun rol problemen oplossen. 
 

Hoe ondersteun je stille en laagtaalvaardige kinderen?

In je praktijk kom je kinderen tegen die spontaan en veel praten, maar ook kinderen die nauwelijks iets zeggen of uit zichzelf niet snel contact zoeken. Waarom is dat zo? Soms voelen kinderen zich nog niet helemaal op hun gemak in de nieuwe situatie in de peuter- of kleutergroep, die toch echt heel anders is dan thuis. Daarbij kan het een extra rol spelen als zij het Nederlands aan het leren zijn, omdat er thuis een andere taal wordt gesproken. Ten slotte kan het ook in hun karakter liggen om eerst wat maar af te wachten, te kijken en te luisteren.
Voor al deze kinderen is het belangrijk dat zij zich ‘gezien’ weten: ieder kind wil erbij horen, ieder kind heeft behoefte aan contact. De meeste kinderen hebben tijd nodig om te wennen, maar het is wel belangrijk om de verbinding met ze aan te gaan. Ook met stillere kinderen kun je al direct communiceren. Je ziet ook vaak dat kinderen niet letterlijk zo stil zijn. Bij kinderen voor wie het Nederlands een nieuwe taal is zie je bijvoorbeeld:
•    dat het kind niet of weinig praat, maar wel communiceert via handelingen en/of in de eigen taal
•    dat het voor zichzelf oefent op het Nederlands (fluisterend of als het alleen bezig is)
•    dat het soms wel losse woorden gebruikt, of vaste, routine-zinnetjes
Al die gedragingen bieden ingangen om te communiceren! Een hulpmiddel dat je kunt gebruiken is het overzicht: communicatie met NT2-beginners en stillere kinderen.

Professionals zorgen natuurlijk al voor veel begrijpelijk en ook nieuw taalaanbod. Maar het is net zo belangrijk om bewust situaties te scheppen die uitnodigen tot communicatie. Communicatie, ook al verloopt die non-verbaal, is de sleutel tot verdere (taal)ontwikkeling. Heel jonge kinderen communiceren ook met hun ouders al voordat ze woorden kennen. Het gaat om het contact, om de uitwisseling. Dat kan ook met gebaren, handelingen of blikken.
We kunnen met jonge kinderen dus juist een heleboel doen, om ze te helpen bij de communicatie. Maak contact en hou dat gaande: samen met het kind.

Verder lezen
Damhuis, R. & Zalm, E. van der (2017). A Provocative Approach for Communication with Low-Proficient Children: Examining How the Interactive Role of Teachers and Children Changes. Language and Literacy, Volume 19, Issue 2, Special Issue 2017, 51-71. 
Zalm, E van der & Damhuis, R. (2014). Weinig taal toch in gesprek. Het Jonge Kind, jrg. 42, september, 22-25. 

Hoe kom je los van aanbodgestuurd spelen?

Zowel in (taal)programma’s voor jonge kinderen, als in trainingen voor pedagogisch medewerkers en onderbouwleerkrachten is veel aandacht voor een rijk taalaanbod om daarmee de taalontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. Dat kan er toe leiden dat de focus sterk komt te liggen op het benoemen van dingen en handelingen, en dat de professional eigenlijk vooral zelf aan het woord is en steeds het roer in handen heeft. Bij meespelen in doen-alsof-spel is dat juist niet de bedoeling: het gaat erom dat het kind de ruimte krijgt om eigen ideeën uit te spelen, met de communicatie die daarbij hoort. Dat vraagt om een kindvolgende benadering en om natuurlijke communicatie waarin het kind initiatief kan nemen. Het is cruciaal dat je als professional bij het kind aansluit in het spel én in de communicatie om het ‘taalleermechanisme’ in werking te zetten. 
Een handig hulpmiddel om bewuster te ervaren wat kinderen doen (en al blijken te kunnen) als je de tijd niet zelf volpraat, is ’Geef kinderen het voortouw’. Hierin vind je praktische suggesties om kinderen meer initiatief te geven in de communicatie. 

Verder lezen
Zalm, E. van der, Boland, A. & Damhuis, R. (2017). Aansluiten bij doen-alsof-spel. Taal én spel verrijken. De wereld van het jonge kind, jrg. 45, nr. 7, maart, 4-7.